Een keer zijn Don Miguel de Unamuno professor aan de Universiteit van Salamanca belde bij zijn huis en de auteur Hij opende de deur en zag een van de studenten die hij lesgaf vóór hem, die hij uitnodigde het huis binnen te komen om commentaar te geven op wat hem daar had gebracht.
Eenmaal binnen de muchachoNiet zonder enige moeite vertelde hij haar dat hij een ietwat speciale gunst moest vragen.
De jongen liet hem weten dat hij geen idee had tentamen Grieks, waaraan Unamuno hem de volgende dag zou onderwerpen, maar dat de vader van de student die dag naar de stad Salamanca zou reizen met de illusie dat hij getuige zou zijn van een van de examens van zijn zoon, waarbij de hele familie als een groot Hellenist beschouwde.
Om zijn vader niet teleur te stellen en te bedriegen, vroeg de jongeman unamuno om hem een van tevoren afgesproken les te vragen, zodat hij er goed uitziet voor zijn vader, en hem dan nog een paar vragen te stellen die hij niet zou beantwoorden, zodat de leraar hem toch in de steek zou kunnen laten.
Unamuno accepteerde en op de dag van het examen zei hij:
- Zeg me de les zeventien.
-Ik weet het niet, professor –Antwoordde de jongen-.
Unamuno, aarzelend, antwoordde met zachte stem:
-Is het niet de zeventien?
En jongen, met totaal oprechtheid zei: