Luis de Gongora is, ongeacht de specifieke smaak in poëzie van elk, de dichter meest origineel en invloedrijk van de Gouden Eeuw Spaans, waar zo'n concentratie van originele en invloedrijke dichters was. Vandaag is een nieuwe sterfdag van deze onsterfelijke man uit Cordoba voor altijd in zijn werk daarvan ingewikkelde taal, vol overdrijving, symboliek en cultisme, perifrasie en bijna onmogelijke structuren. Om u eraan te herinneren, dit is een selectie van sommige van hun sonnetten.
Luis de Góngora en ik
Je moet het toegeven. Degene die Góngora leest en hem de eerste keer begrijpt (of denkt dat hij dat doet) is bevoorrecht. Zelfs niet in mijn meest tedere kindsheid schooljongen, als je voor het eerst de fabel van leest (of probeert te lezen) Polyphemus en Galatea, niet nu op het punt van een halve eeuw Ik ben erin geslaagd de goede Don Luis te volgen. Dit is ook waar de aantrekkingskracht ligt, de schoonheid hun slaat ons en dat twist een taal die weinigen wisten hoe ze moesten combineren zoals deze universele Cordovaanse dichter.
En uiteindelijk is het waar dat je bij hem blijft dialectisch duel en bitterheid zonder gelijke die je had met een ander monster van zijn kaliber, hoewel spraakzamer dan hij Don was Franciscus Quevedo. Maar ook met het feit dat Don Miguel de Cervantes loofde hem tot in het oneindige. Met de ogen die leeftijd geeft en zo veel meer metingen, kijk nu eens naar Góngora het is nog steeds een uitdaging, maar zijn virtuositeit met de woorden.
6 sonnetten
Terwijl je concurreert met je haar
Naar Cordoba
Van eer, van majesteit, van dapperheid!
Oh grote rivier, grote koning van Andalusië,
Van edel zand, want niet goudkleurig!
Dat bevoorrecht de lucht en verguld de dag!
Oh altijd glorieus mijn vaderland,
Zowel voor veren als voor zwaarden, als tussen die ruïnes en buit
Dat verrijkt de baden van Genil en Dauro
Jouw herinnering was niet mijn eten,
Verdien nooit mijn afwezige ogen
Zie je muur, je torens en je rivier,
Uw vlakte en sierra, oh vaderland, oh bloem van Spanje!
Op jaloezie
Oh mist van de meest serene staat,
Helse woede, slecht geboren slang!
Oh giftige verborgen adder
Van groene weide tot geurige boezem!
Oh onder de nectar van vergif sterfelijke liefde,
Dat je in een kristalglas het leven neemt!
Oh zwaard op mij met een haar vastgehouden,
Van de liefdevolle harde remspoor!
O ijver, van de eeuwige gunst van de beul!
Ga terug naar de trieste plek waar je was
Of naar het koninkrijk (als je daar past) van schrik;
Maar daar past u niet, want er is zoveel geweest
Dat je van jezelf eet en niet afmaakt,
Je moet groter zijn dan de hel zelf.
Op Quevedo
Spaans Anacreon, er is niemand om je tegen te houden,
Zeg niet met grote hoffelijkheid:
Dat aangezien uw voeten treurig zijn,
Dat jouw zachtheid gemaakt is van siroop.
Wil je de Terentian Lope niet imiteren,
Dan elke dag bij Bellerophon
Op klompen met komische poëzie
Hij draagt sporen en galoppeert?
Met speciale zorg uw onbedwingbare trek
Ze zeggen dat ze in het Grieks willen vertalen
Je ogen hebben er niet naar gekeken.
Leen ze een tijdje aan mijn blinde oog,
Omdat ik aan het licht bepaalde luie verzen naar buiten bracht,
En je zult elke gregüesco later begrijpen.
Kussende al kristalheldere handen
Ik kust al kristalheldere handen,
me al aan een witte en gladde nek knoopend,
al dat haar over hem uitgespreid
welke liefde hij putte uit het goud van zijn mijnen,
breekt al in die mooie parels
lieve woorden duizend zonder verdienste,
grijpt al elke mooie lip
paarse rozen zonder angst voor doornen,
Ik was, oh heldere jaloerse zon,
wanneer je licht, mijn ogen pijn doet,
het doodde mijn glorie en mijn geluk raakte op.
Als de lucht niet langer minder krachtig is,
omdat ze de jouwe niet meer ergeren,
Verdomme, net als je zoon, geef je de dood.
Inschrijving voor het graf van Dominico Greco
Het is in elegante vorm, oh pelgrim,
van glanzende porfier harde sleutel,
de borstel ontkent de zachtere wereld,
die geest gaf aan hout, leven aan linnen.
Zijn naam, nog adembenemender dino
dat het in de bugles of Fame past,
het veld illustreert van dat grafmarmer:
wreek hem en ga verder.
De Griek liegt. Overgeërfde natuur
Kunst; en kunst, studie; Iris, kleuren;
Phoebus, lichten -als geen schaduwen, Morpheus-.
Zoveel urn, ondanks zijn hardheid,
tranen drinken, en hoeveel zweet ruikt
De schors van de Sabeo-boom.